KNSB: Een profylactisch fluïdumNog 2 ronden; spannend! In de Schalm was ’t echter iets minder spannend dan de uitslag doet vermoeden. De drie winstpartijen (Max, Pim en Morris) waren regelmatig en afgetekend. Bij de drie remises (Radboud, Matthijs en Maarten) lukte het Palladianen net niet om te winnen, maar kwamen ze niet in gevaar. Een uitslag dus die, gegeven het verschil in de gemiddelde rating van 100 punten tussen beide teams, in ons voordeel, min of meer verwacht mocht worden. Voor arrogantie is echter geen enkele plaats. In het verleden behaalde ratingpunten bieden immers geen garantie voor resultaten in de toekomst en dat geldt zeker voor de punten die de schaakbond op schrikkeldag 2024 aan de mindere goden, waaronder schrijver dezes, cadeau meende te moeten doen. In reactie op deze inderdaad merkwaardige geste mopperde één van onze cracks “het grote nivelleren is begonnen”, een opmerking die door onze voorzitter, zelf verkerend in dat non-descripte fluïdum tussen goden en mindere goden - en met die verbindende objectiviteit, die hem zo geschikt maakt voor zijn functie - werd genuanceerd: “die gratis punten worden in no-time weer opgepeuzeld door de groten der aarde.” En zo is het – zolang de spelers van 2000 < 2200 niet per KNSB-decreet het insigne Kleinmeester opgespeld krijgen is er geen reden voor chagrijn. Dat de Veendammers van ver moesten komen bleek toen clubstatisticus Eric – ziek, maar ondanks dat niet te beroerd om én de voorbereiding te verzorgen én om als wedstrijdleider de drie matches van de dag in goede banen te leiden – ons toesprak: alleen Matthijs’ tegenstander was present. Na een kwartiertje wachten was iedereen gelukkig aanwezig en konden de klokken worden ingedrukt. De kleine vertraging belette Max niet om als eerste zijn partij te beëindigen. Net als Eric was hij ziek – en werd zieker met het uur – maar ook hij toonde een clubgeest om u tegen te zeggen. Met wit aan het tweede bord zette hij al zijn stukken tegen Henk de Ridder goed neer. Die bood uit arren moede dameruil aan ten koste van een dubbele f-pion, hetgeen Max’ lopers de gelegenheid gaf om van b3 naar f7 én op h6 naar binnen te gluren. De verdubbelde witte torens op de f-lijn gaven druk en brachten matwendingen in de stelling. Toen Max ook nog zijn pionnencentrum in beweging bracht duwde hij de zwarte, in elkaar gedrukte stelling zo ongeveer van het bord af – met een mat tot besluit. Zeer fraai, MatMax! Pim speelde aan bord zes tegen Erwin Reintke de Ponziani opening met 3. c3 in plaats van Spaans of Italiaans of Schots. Ook hier stelde zwart zich wat passief op, al was dat ook Pim zijn verdienste die met d4 en e5 over een sterk centrum beschikte. Zwart rokeerde lang en net als in de partij van Max stonden zijn stukken een beetje rottig op een kluitje om z’n koning heen. Met b2-b4-b5xa6 maakte wit wat lijnen open en zette zijn zware stukken klaar om mat te geven. Daar was nog wel wat aan te doen geweest, maar met nog maar één minuut op de klok liet Erwin het zich niet meer bewijzen: na niet meer dan 22 zetten een dik verdiende overwinning voor Pim. Het derde bord was voor René en voor Wiebe Wielenga. Met zwart kreeg hij een Catalaan tegenover zich en die hebben – net als Oost-Groningers hun onafhankelijke trekjes. “Dat moet ik niet hebben!”, dacht onze man en hij bedacht naar eigen zeggen de moeder aller profylactische zetten, namelijk een lopermanoeuvre die er nul dreigingen uithaalde (die waren er namelijk helemaal niet), maar die zijn tegenstander een niet te missen kans op het volle punt bood. Die kans was zelfs zodanig niet te missen dat – toen Wiebe ’t niet zag en hem inderdaad miste – René met geen mogelijkheid kon verhinderen dat de Catalaan/Oost-Groninger een zet later alsnog toesloeg. Au! Je kunt ook te voorzichtig zijn, kortom, behalve als het om ’t thuisfront gaat, waar Renés pas verworven viervoeter Billy – geenszins tuk op bezoek, kan uw verslaggever uit eigen ervaring melden – het inbrekersgilde al maanden bij de Klaproos en verre omtrek vandaan houdt. Onze oppergod aan bord één liet tegen Sander Westerlaan zien wat schaken is. Morris speelde een Slaaf met de zwarten (kan ik dit nog zeggen zonder gecanceld te worden?), ruilde op c4, kwam tot e6-e5 en kwam met louter logische zetten lekker te staan. Rondom de 20ste toonde hij zijn klasse door toren- en loperruil uit de weg te gaan en “terug” zetten te doen, die echter wel het spel erin hielden. Met zijn lopers drukte hij tegen de witte koningstelling en toen Ld6 en De5 mat dreigden op h2, moest wit zich met f2-f4 heel erg verzwakken. Instructief hoe dit werd uitgespeeld; heel naar om dan wit te hebben en gewoon te weten dat je zit te verliezen… Bordje vier was voor Radboud (met wit) en Johan Scharft. Frans met 3. …dxe4 en op zet 7 en 8 een dubbele ruil van stukken op f6. Met rustig, maar duidelijk spel wist onze man steeds het initiatief te houden. In het middenspel zag zwart zich gedwongen een om (na nog weer ruil van zware stukken) een pion te geven, maar Johan koos hiermee voor het goede plan, omdat hij hiermee zijn toren actief wist te maken en achter Radbouds vrije a-pion kon zetten. Omdat zwart ook op de koningsvleugel ruimte had gepakt, was het voor Radboud niet mogelijk om zijn koning de a-pion te laten helpen en een (plus) remise was het resultaat. Jim speelde met zwart aan bord vijf tegen Olaf Cliteur, waarbij Jim met precies één ratingpuntje meer aan de partij begon. Dat was echter onvoldoende om te beletten dat Olaf wat meer ruimte had in de opening (een Colle) en in het vroege middenspel. Het spel ging echter lange tijd gelijk op, totdat Jim, nooit bang en voor geen kleintje vervaard, in wederzijdse tijdnood met een (te) speculatief offer het bord in brand stak. Klabang! Olaf toonde echter zich een behendig brandweerman, wist de dreigingen slim te neutraliseren, waarna hij de winst naar zich toe kon trekken. Dit was dus een gevalletje “balen, maar shit happens.” Aan het laatste bord mocht ik met wit tegen Arend Spijker, die naar eigen zeggen zijn eerste KNSB wedstrijd speelde. In een damegambiet sloeg Arend op c4 en Matthijs aanvaardde een isolani op d4, om niet in een symmetrische pionnenstructuur terecht te komen. Arend beheerste het blokkadeveld d5 volledig en ik kon mijn ruimtevoordeel in combinatie met de c-lijn niet materialiseren. Ik maakte me, naarmate de stukken van het bord verdwenen, steeds meer zorgen over het lot van d4, totdat zwart uit het niets pion e6-e5 speelde. Met allebei nog een paar minuten voor een zet of tien verloste ik me als een raket van mijn isolani, onderwijl een paardvork op het vrijgekomen veld f5 en daarmee mijn enige kans op een overwinning missend. Jammer, maar een terechte uitslag. Daarmee had Pallas 4 punten bij elkaar gespeeld en aan Maarten de eer om ons van de matchpunten te verzekeren. Met zwart aan bord zeven kreeg hij Bernard Bontjer en een dame-pionspel tegen zich, waar binnen zes zetten de manoeuvres Pb1-c3-b5-c3 en Pb8-a6-b8 te bewonderen vielen. Pijn aan mijn ogen, maar het was mijn partij gelukkig niet en het schijnt te kloppen. Na een afwikkeling op c5 besloot wit op de 15e zet tot b2-b4 en creëerde daarmee een lelijk gat op de c-lijn, wat hem de rest van de partij bleef opbreken. Maarten bedacht een mooi plan om met f7-f6 en e6-e5 een sterk centrum te maken en daarna zijn e-pion te laten opmarcheren; na een trucje kwam het ding vlak na de tijdcontrole helemaal tot aan e2, waarna in combinatie met een ijzersterke zwarte loper op c4 er ellende op f1 in kwam te zitten. Het was nog niet helemaal duidelijk, maar Bernard voelde zoveel emmers met nattigheid om maar remise aan te bieden. Teamcaptain Pim deed zijn duim de lucht in, Maarten accepteerde en Pallas had de vierde overwinning van dit seizoen op zak. Over drie weken uit tegen Sneek (Snits). Pallas boppe!
|