KNSB: Schaakwoude, Schaakwoede, SchaakwondeDe tegenstanders van Schaakwoude komen uit Damwoude, waar ze spelen in het clubhuis van de ijsvereniging, een instituut in deze contreien, maar spelen hun externe potjes in het twee kilometer verderop gelegen Walterswâld. Friese dorpen hebben echter de rare gewoonte om onder een alias door het leven te gaan. Walterswâld bleek onvindbaar in TomTom, waar het als Wouterswoude genoteerd staat (maar zo niet in onze adresgegevens). Twee van onze drie auto’s, tot de nok gevuld met schakersgogme, reden als een dolle van de ijsclub naar de Foarwei, een straat die voor het gemak in beide voornoemde dorpen te vinden is, vervolgens naar een dorpshuis verderop… Enzovoorts, en zo verder. Zwaar geagiteerd stormde Jim om één voor één de speelzaal in, waarbij het weinig scheelde of hij liep een allerschattigst roetveeg-Pietje, dat de Goedheiligman kwam verwelkomen, tegen het plaveisel. Jim was hoe dan ook niet in de stemming voor cadeautjes, die hij, zijn zelfbeheersing hervonden hebbend, dan ook niet weggaf, maar nog minder ontving. Een niet gemakkelijk bevochten remise was het resultaat, dat na een uur of drie in de wedstrijd overeengekomen werd. Iets dergelijks gebeurde aan ’t tweede bord, waar Max van de P. opende met Frans, maar in een Maroczy Siciliaan terechtkwam. Op zet 8 lagen er al twee paarden én twee dames in de doos, hetgeen Max niet belette om met een doordachte paard-manoeuvre (waar hij terecht trots op was) voor een voordeeltje te gaan. Ook dit leidde tot een ruil en hetzelfde lot was via de enige open (d-) lijn de torens beschoren. Resteerde een vierlopereindspel met een symmetrische zes-pionnen-structuur, waarin een klein voordeel in ruimte op de koningsvleugel er niet meer toe deed. Half-half, niet slecht, tegen hun speler met de hoogste rating (2143). Andere Max (M.), mijn wapenbroeder aan de laatste tafel, kwam op ongeveer hetzelfde moment in de problemen. Vervaarlijk liet hij met zwart zijn Leeuw brullen en het beest probeerde met een snelle opmars op de damevleugel uit te halen (a6-b5). Zijn koning stond echter nog in ’t midden en op de 10e zet brak wit met e4-e5! door in het centrum om even later op b5 te offeren. Ik zag het met lede ogen aan, omdat mij precies hetzelfde was overkomen drie weken eerder tegen Sissa. Andere Max (v.d.P.) vertelde me toen met een irritante grijns op zijn hoofd, dat dit “thematisch” was. Alsof wij dat niet weten, Max (M.) & ik, we vergeten ’t alleen soms eventjes een kort moment… Hoe dan ook, op zet 20 stond de koning in een akelige driewegpenning (Lb5-e8; Te1-e8; Dh5-e8) en zo kwamen we een punt achterop. René trad op het derde bord aan met de witten. Al snel nam hij het initiatief door zijn dame naar de koningsvleugel over te brengen en een aanval in te luiden, waarbij René ook zijn h-pion liet opmarcheren. Boer-h5 leek echter niet de beste keuze. Een manoeuvre van de koningin, waarvan hij tijdens de partij al voelde dat die niet helemaal oké was, deed de partij definitief kantelen. Een alternatieve damezet lag niet onmiddellijk voor de hand en het foutieve Dg3 was een beetje “vast gaan zitten” in de hersenpan van René. Zijn tegenstander had ongeveer 150 punten ratingpunten minder, maar bedwingt wel eens vaker een 2100-er en schaakte onze man vakkundig naar een nul. Jammer! De slotzet in de partij van René Op de dertiende (!) zet zag zijn tegenstander zich na een beresterk Pd5 gedwongen tot Dd7-d8, waar deze een zet eerder zijn koningin de omgekeerde weg had laten volgen. Twee tempi foetsie dus, een dameschaak volgde, waarna de zwarte koning tot een eeuwig verblijf in het midden was veroordeeld. Dan denk je dat het snel gedaan is, maar vreemd genoeg bleek dat allerminst het geval. De aanval sloeg niet door, een eindspel ontstond, maar Radboud speelde heel consequent op zijn sterke paard tegen de slechte zwartveldige loper van de Fries. Daarbij hield hij bovendien de tegenstander steeds bezig en toen hij de stelling met f2-f4 openmaakte, toverde onze man na ruim 40 zetten een elegant slotakkoord op het bord. Echt een hele mooie partij! Eén bord verderop zette Maarten ook een Siciliaan op het bord en wit reageerde met een systeempje met c3 en een uitgesteld d4. Maarten heeft leren schaken in Fischers hoogtijdagen en dat is aan de klare lijnen in zijn spel te zien. Hij pakte al snel het initiatief op beide vleugels. Tegen een korte witte rokade kon hij door Lg4xf3 een verzwakte pionnenstructuur afdwingen (met f2, f3 en f4) en even later plaatste hij zijn paard dreigend op het aldus ontstane sleutelveld f4. Behalve de dame spoedde zich ook een zwarte toren naar de witte koningsvleugel. Een mataanval leek nabij, maar met het stukoffer dat Maarten onderwijl had geplaatst, vergde hij waarschijnlijk net te veel van zijn stelling. De witte torens deden via de d-lijn het nodige herstelwerk en ook de dame deed mee aan de verdediging. Ineens bleef er te weinig over en restte de overgave op de 36e zet. Net als bij René kreeg hier de spelmaker het lid op de neus, waarbij het wel eerlijk is om te zeggen dat de Friezen hun kansen grepen. Mijn partij eindigde iets na die van Maarten. Met wit spelend kreeg ik Koningsindisch op het bord. Ik ruilde niet zo ambitieus de pionnen op e5, de beide dames verdwenen van d1, maar de rest van het materiaal bleef lange tijd meedoen. Ik had mijn paard stevig op d5 geplant; zijn witte soortgenoot speelde ik onder het motto “reculer pour mieux sauter” (vrije vertaling: “tikkie terug Jaap” + “Aanvalluh!”) als reactie op ’t zwarte Pf7-g5 van f3 terug naar de uitgangspositie op g1. Zwart reageerde na superlang nadenken helemaal fout met Le6xd5, waardoor mijn stukken ineens los kwamen en ik een winnende koningsaanval kon lanceren langs de verzwakte witte velden van mijn tegenstander. Mijn g1-paard blies op de 39e zet het verhaaltje op f7 uit. Door zijn tijdnood zat ik totaal te shaken, maar goed. De oplettende lezer weet dat alles nu afhing van Morris, onze koene strijder aan bord 1. Wij stonden met 4-3 een punt achter, maar Morris een pion… Deze had Morris met wit al vroeg in de (Siciliaanse, Alapin) opening geofferd, waardoor hij lange tijd een initiatief had. De zwarte loper op f8 was heel slecht en mocht pas meedoen toen na 23 zetten een eindspel ontstond. De zwarte koning bleef dientengevolge in het midden. Mijn indruk is dat zwart alleen met kunst- en vliegwerk zijn stelling overeind kon houden; Morris dreigde zelfs even mat te geven, maar hij kreeg zijn tegenstander niet bij de strot. In het eindspel was de zwakke loper uit de keten gekomen; Morris moest gaan vechten voor remise. Dat er met zijn teamspirit niets mis is, bleek toen hij op zet 40 de vredespijp beleefd afsloeg in een uiterste poging om - al priegelend met zijn paard en in de hoop op een vorkje? – een wedstrijdpunt voor ’t eerste te redden. Toen de laatste lichte stukken werden geruild resteerde een toreneindspel; met nog steeds een pion meer bleek zijn tegenstander tevreden met zetherhaling, remise en daarmee de winst voor Schaakwoude. Weer een dorp verderop, in de buurt van Dokkum was het, genoten wij een avondmaal. René bracht in herinnering dat daar in het jaar 754 Bonifatius, een man van het geloof toch, werd vermoord. Wij concludeerden: sportieve tegenstanders, goede schakers zijn ‘t, maar iets bloeddorstigs hebben ze wel, die Friezen. Wij aten een burger, knabbelden aan de ravioli, en likten onze wonden.
|